011 77 50 63 Alida.Pierards@pxl.be

Stageconcept

Verkenning van het kleuteronderwijs

In jaar 1 schenken we aandacht aan observatie en assisteren. De studenten worden uitgedaagd om gericht na te denken hoe ze co-teaching kunnen inzetten met oog op differentiatie en inclusie.

Studenten staan in LKA in ‘co’ met hun mentor: samen voorbereiden, samen uitvoeren en samen reflecteren staan hierbij centraal.

Van ‘samen voorbereiden’ verwachten we van de mentor dat hij/zij openstaat om voor de observatie in gesprek te gaan met de student over de doelen en de aanpak van de activiteit.

Voor het samen uitvoeren wordt er in overleg met de student een werkvorm gekozen en het samen terugblikken/reflecteren is een belangrijke vorm van leren. We rekenen hierbij op de openheid van de mentor en het initiatief van de student.

 

Voor alle duidelijkheid: een student van het eerste opleidingsjaar afstandstraject (traject van 4 jaar) kan nog niet zelfstandig functioneren in een kleuterklas. Er dient steeds een mentor aanwezig te zijn die ook de verantwoordelijkheid voor het gebeuren in de klas draagt.

De studenten starten hun stage in het tweede semester.

Voor de invulling van het stagepakket in trajectschijf 1 kiezen we voor een observatie–participatiestage. Hierbij worden observatieopdrachten al snel afgewisseld met het uitproberen van bepaalde activiteiten (= oefenmomenten).

Omdat we inzetten op praktijkleren vinden we het belangrijk dat studenten al snel bepaalde activiteiten mogen uitproberen. Dit kunnen door de hogeschool opgelegde activiteiten, maar zeker ook activiteiten die de studenten zelf kiezen! Dit betekent dat studenten voor sommige activiteiten nog niet de juiste kaders (vakdidactieken) aangereikt hebben gekregen én ze dus tijdens de eerste stagedagen nog geen uitgebreide activiteitenfiches zullen maken van de activiteiten.

Stagedag 1 tot en met 5:
de studenten krijgen enkele handvaten – in de vorm van activiteitenfiches met instructies – aangereikt, zodat ze toch een zekere houvast hebben tijdens het voorbereiden en het uitproberen van activiteiten. De studenten maken dus nog geen gebruik van uitgebreide activiteitenfiches.

Vanaf stagedag 5:
de studenten zetten concreet in op doelgericht werken en vullen een volledige activiteitenfiche in. Deze worden per stagedag vooraf ter inzage voorgelegd aan de mentor. Studenten bezorgen deze voorbereidingen minstens 1 week op voorhand aan de mentor en houden rekening met de feedback tijdens de uitvoering van de activiteit. De ervaringen die studenten op deze manier opdoen zullen in de opleiding gebruikt worden om te komen tot kennisconstructie van waaruit inhouden en vakdidactieken aangereikt worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van typelessen, observatieoefeningen, … Op deze manier ontdekken studenten voor elk leergebied de belangrijkste didactische principes. In deze context moet de student ook ruimte krijgen om te vragen naar een bepaalde vorm van ondersteuning van de mentor of lector (vraaggestuurd werken). De mentor is bereid om op vraag van de student een activiteit te tonen. Om de ondersteuning beter vorm te kunnen geven kiezen we ervoor om een gestructureerd observatiedocument te gebruiken. De mentor vult per activiteit steeds het stukje ‘algemene observatie’ in en een door de student gekozen topic (doelgericht werken, materialen, betrokkenheid, welbevinden). De feedback in dit document kan gebruikt worden om het coachingsgesprek vorm te geven. Door het geven en krijgen van feedback creëren we heel wat leerkansen. Het is daarom belangrijk dat de studenten zo snel en zo vaak mogelijk feedback ontvangen van de mentor.